De hypotheekrente

De meest bepalende factor in het beslissingsproces van een hypothecair krediet, is de hypotheekrente. De hypotheekrente wordt bepaald door een aantal factoren, namelijk de Euribor (= de basisrente, interbancaire rente), de winstmarge van de geldverstrekker, de hoogte van het aangegane risico, de eventuele toeslagen, rentevastperiode, quotiteit, inkomsten, etc.

De belangrijkste factoren hebben wij kort voor je toegelicht en de actuele rentestanden in een overzicht samengevat.

Quotiteit

De rente van een hypothecair krediet is afhankelijk van de quotiteit. De quotiteit is de verhouding tussen het hypotheekbedrag en de vrije verkoopwaarde (d.i. de geschatte waarde).

quotiteit = hypotheekbedrag / vrije verkoopswaarde.

Venale waarde

De venale waarde, verkoopwaarde uit de hand, of veilbare waarde van een goed is de waarde die ieder redelijk mens wil betalen voor dat goed in normale omstandigheden en onder normale voorwaarden van publiciteit en als gevolg van een voldoende mededinging.

Bij de bepaling van deze waarde wordt rekening gehouden met de aard en bestemming van het goed en met de vastgoedmarkt van de streek. Men gaat uit van een normaal bod.

CAP

De CAP is de maximale stijging of daling van de rente over de gehele looptijd t.o.v. de oorspronkelijke rentevoet. Dus indien de rentevoet 3% bedraagt met een cap 2% dan kan de rente over de gehele looptijd NIET hoger worden dan 5%. Het is verder belangrijk te weten dat de max. stijging wettelijk beperkt is tot een verdubbeling van de oorspronkelijk afgesloten rente. Een voorbeeld maakt dit duidelijk:

We nemen als voorbeeld een rentetype 7/3/3 cap 5% waarbij de rentevoet 3,65% bedraagt. Dus volgens de cap van 5% zou de max. rentevoet 8,65% bedragen maar hierboven wordt gemeld dat de max. stijging een verdubbeling is. Wettelijk heeft dit als gevolg dat de rente max. 7,3% kan bedragen!

De stijging of daling kan ook niet 'zomaar' plaatsvinden maar wordt beschreven in de herzienbaarheid, 7/3/3 in ons voorbeeld. Laat ons dit even opvatten als  X/Y/Z.
X duidt daarbij op de eerste periode van de looptijd waarin de rente vast ligt, Y en Z zijn vervolgens de volgende 'vaste periodes'. Bij een rentetype 7/3/3 kan men dus de rente pas herzien na 7 jaar, daarna wordt de rente om de 3 jaar herzien.